home > aardrijkskunde > landschap
home > natuur > vogels
kerndoelen: 40


Weidevogels prikken een vorkje mee

 

In de prehistorie waren de mensen eerst nog jagers-verzamelaars. Boeren had je toen nog niet, dus ook geen weilanden. Overal waar je kwam zag je een natuurlijk landschap. Toch waren er al wel kieviten, grutto’s en andere vogelsoorten die wij nu ‘weidevogels’ noemen. Die vogels broedden in het open landschap langs de rivieren, op de kwelders en in de veenmoerassen.


scholekster (foto: Frode Nagel).

De scholekster is een geval apart. Met zijn zwart-witte verenkleed, rode snavel en roze poten valt hij wel erg op in het gras. Als hij rechtop had gelopen, zou hij wel een beetje op een pinguïn hebben geleken, een ‘weidepinguïn’.
De scholekster is van oorsprong een kustvogel. Hij broedde langs het strand, in de duinen en op de kwelders. In het Fries heet hij dan ook strânljip (strandkievit). Pas in de vorige eeuw is hij weidevogel geworden en heeft hij heel Nederland veroverd. Hij broedt soms zelfs op de platte daken van gebouwen!
Ontstaan van het boerenland
In de middeleeuwen werden de moerassen in cultuur gebracht. Dat werd gedaan door een netwerk van sloten te graven. Zo werden de moerassen ontwaterd en konden er koeien worden geweid en gewassen worden verbouwd. Het natuurlandschap werd toen dus een cultuurlandschap. De boeren bemestten hun landerijen om de bodem voedselrijk te maken, zodat het gras beter ging groeien. Daardoor kwamen er ook meer wormen in de bodem. En zo kwamen er ook meer vogels, want die houden wel van wormen. Ze prikten dus als het ware een vorkje mee.


Verschillende soorten weidevogels
Weidevogels heb je in alle soorten en maten. De kievit, scholekster, grutto, tureluur en watersnip behoren tot de steltlopers. De grutto, tureluur en watersnip hebben lange poten, zodat ze door ondiepe sloten kunnen waden. De graspieper, de veldleeuwerik en de gele kwikstaart zijn zangvogels. De veldleeuwerik kan erg mooi zingen. Hij ‘staat’ tijdens zijn zang hoog in de lucht. De graspieper vliegt een klein stukje omhoog en komt dan al zingend als een parachuutje naar omlaag. De gele kwikstaart heeft een gele borst en een lange staart, die voortdurend opwipt. Hij nestelt vooral op bouwland. De slobeend en de zomertaling zijn eenden. De slobeend heeft een grote snavel, een stuk groter dan die van de gewone wilde eend. De zomertaling komt bij ons maar weinig voor. Hij overwintert in Afrika.

Gruttonest (foto: Frode Nagel).

gruttonest

Overwinteren in warmere streken
De meeste weidevogels trekken in de winter weg. De kieviten die in Nederland broeden, gaan grotendeels naar Frankrijk. Bij ons kun je in de herfst nog wel kieviten zien, maar die komen voornamelijk uit het Oostzeegebied en Rusland. Als de vorst invalt, trekken ook die door naar het zuiden. De meeste grutto’s overwinteren in West-Afrika, de scholeksters in ons waddengebied.


Weiland, hooiland, bouwland
Weidevogels broeden niet alleen in weiland, maar ook in hooi- en bouwland. Ze lopen wel het gevaar dat hun nesten door het vee worden vertrapt of door een tractor worden kapotgereden. Daarom zijn er mensen die in overleg met de boer stokjes bij de nesten zetten, zodat de boer er omheen kan rijden.



Surfspin: de scholekster zit in de penarie.
Surfspin: wat betekent het woord ‘scholekster’?
Surfspin: de grutto Heidenskip vliegt in 2 etmalen naar West-Afrika.
Surfspin: naar het keuzemenu Natuur.
Naar het HOME van de Surfspin.


Geplaatst op 24 april 2006, het laatst gewijzigd op 28 april 2012.

© Surfspin 2006-2012