home > natuur > dieren > reptielen & amfibieën


Slangen



Slangen behoren tot de reptielen. Ze planten zich voort door middel van eieren. Er zijn slangensoorten die hun eieren afzetten, waarna ze pas na een tijdje uitkomen. En er zijn levendbarende slangen, die hun eieren als het ware voorbakken in de moederbuik. Daardoor komen ze meteen uit, soms terwijl ze nog in de moeder zitten.
Slangen zijn koudbloedig. Ze hebben dus geen vaste lichaamstemperatuur, zoals wij. Als het koud is, zijn zij ook koud. Dan zijn ze sloom. Door in de zon te gaan liggen, warmen ze op en worden actief. Onze winters zijn niks voor slangen. Ze kruipen weg in een hol of onder een braamstruik of takkenbos en houden een winterslaap.


Zoals je weet heb je gifslangen en wurgslangen. Als een gifslang bijt, injecteert hij gif in zijn prooidier. Dat raakt verlamd en gaat na korte tijd dood. Slangen kunnen hun prooi opsporen door het reukspoor te volgen. Ze kunnen slecht zien en niet horen, maar wel trillingen voelen en heel goed ruiken. Ze ruiken met behulp van hun tong.
Wurgslangen wikkelen zich razendsnel om hun prooidier heen en trekken dan hun gespierde lijf aan. Bekende wurgslangen zijn de boa, de python en de anaconda. De anaconda (die ook in Suriname voorkomt!) en de netpython zijn de grootste slangen ter wereld. Ze kunnen ongeveer 10 meter lang worden! Ze eten soms ook grote prooien, zoals varkens en herten, en een enkele keer een mens. Slangen kunnen hun prooi niet aan stukken scheuren. Ze hebben een rekbare bek, die ze om de prooi stulpen. De prooi gaat met huid en haar naar binnen. Aan de bult in het slangenlijf kun je zien waar de prooi zit. Op een grote prooi kan een slang wel wekenlang teren!


Het woord slang is verwant aan het woord slingeren. De slang is dus genoemd naar zijn kronkelende manier van voortbewegen. Dat geldt ook voor de worm. Denk maar aan het werkwoord wurmen, zoals in: De inbreker wurmde zich door het wc-raampje. Grappig is dat de slang in het Noors en het Zweeds orm heet. In ons woord hazelworm heeft -worm ook de betekenis ‘slang’. De hazelworm lijkt namelijk heel erg op een slang. Maar het is een hagedis: een pootloze hagedis met een slangvormig lichaam!

In Nederland leven drie soorten wilde slangen. De ringslang is de algemeenste en de grootste. Hij heeft gele vlekken achter zijn kop en komt als enige ook in het westen van ons land voor. De ringslang leeft in de buurt van water en eet vooral kikkers. Hij legt zijn eieren in een composthoop, mestvaalt of bladhoop. Door broei* is het warm in zo’n hoop, waardoor de eieren vanzelf uitkomen. Slimme slangen, die ringslangen!
De adder en de gladde slang zijn levendbarend. De adder is onze enige gifslang. Je herkent hem aan zijn duidelijke zigzagtekening. Hij komt vooral voor op de Veluwe en in de heide- en veengebieden van Drenthe en Zuidoost-Friesland. Hij eet voornamelijk muizen, kikkers en hagedissen. De gladde slang eet vooral jonge muizen. Hij leeft ongeveer in dezelfde gebieden als de adder. Zijn belangrijkste kenmerk is zijn gladde huid.


* Broei is het vrijkomen van warmte bij gisting. (Broei in een hooiberg kan hooibrand veroorzaken.)



School-tv: hoe ziet een slang eruit? (filmpje van 2:16 minuten).
School-tv: jagende adder; het droevige einde van een muis (filmpje van 3:01 min).
School-tv: de paring van een adder (filmpje van 2:17 minuten).
De website van Stichting RAVON geeft goede informatie over de Nederlandse reptielen.
Naar het keuzemenu Natuur.
Naar het HOME van de Surfspin.


Geplaatst op 27 oktober 2008, gewijzigd op 12 januari 2009.

© Surfspin 2008-2009